Laudatio uitgesproken door H.A. Kramers op 30 mei 1939, bij de promotie van Henri Hoek. Zeer geachte Dr. Hoek. Ook al hebt gij Uw universitaire examens niet bij mij afgelegd, het contact tusschen ons tweeen dateert niet van vandaag of gisteren. Het doel dat wij beide bij dat contact voor oogen hadden was Uwe promotie, en heden is dat doel bereikt. Ware het het eenige, dat bereikt was, dan zou thans -- om met den dichter te spreken -- het gevoel van droeve verzadigheid U moeten gaan vervullen. Dit is gelukkig niet noodig, en U begrijpt wel, dat ik hier zinspeel op de diepere inzichten, die ge omtrent de wetenschap en die welke ge omtrent Uzelf gewonnen hebt. Dit vooropgesteld zijnde -- ik hoop dat ge u er enigszis mee vereenigen kunt -- moge ik dan thans op de merites van Uw proefschrift zelf te spreken komen. Eerst herinner ik nog even, aan het ideaal dat ons oorspronkelijk voor oogen zweefde, het leggen van een nauwer quantitatief verband tusschen molecuulstructuur en optische activiteit. In samenhang daarmede hebt gij tamelijk veel tijd aan de bestudeering der experimenteele gegevens besteed; het resultaat van die studie was niet bijzonder opwekkend, en op blz. 4 van uw diss. hoor ik nog de nagalm van die teleurstelling. Tegelijkertijd hebt gij U echter in de bestaande theorieen van optische activiteit en van lichtvoortplanting in een medium in het algemeen verdiept. Met lofwaardigen kritische zin hebt gij, de merites en de lacunes, evt. fouten, in deze theorieeen weten te analyseeren, en zoo kwaamt gij ten slotte tot een dissertatie over de kwestie, (van den invloed) van de niet specifieke invloed van het oplosmiddel op de optische activiteit, met als voorbereiding een hoofdstuk over de dispersietheorie volgens methode B. De zekerheid, de zorgvuldigheid, en op sommige plaatsen ook de oorspronkelijkheid waarmede gij alles uiteengezet hebt toonen ten duidelijkste, dat gij weet wat theoretische natuurkunde is; de physische kwesties verdrinken bij U niet in de mathematische, terwijl gij toch aan de laatste de noodige zorg besteedt. Als resultaat van Uw werk is niet alleen de zekerheid te noemen, waarmee men thans f=(n^2+2)/3 mag stellen, maar daarnaast ook het inzicht in de vraag welke kanten van het probleem als wel en welke als niet opgelost beschouwd mogen worden. Laat mij eindigen, met U en Uw familie van harte met dezen dag geluk te wenschen, en daaraan met vertrouwen de beste wenschen voor Uw toekomst vast te knoopen.